Begin 2019 vroeg Saskia mij of ik voor haar nieuwe boek Meerminnen verdrinken niet een illustratie wilde maken. Hoe kon ik daar nu nee op zeggen? Een verhaal met zo’n fantastische titel dat is gesitueerd in 1911 in Bruinisse, het dorp waar ik ben opgegroeid?
In het volgende stuk vertel ik je over de verschillende elementen waaruit de tekening is opgebouwd. Ook vertel ik je hoe de outline tot stand kwam en waarom mossels, scheerlijnen en een hoogaars er een belangrijke rol in spelen.
De basis van de illustratie
Opbouw illustratie: verschillende elementen
Mossels, scheerlijnen en een hoogaars
De basis van de illustratie
Soms als ik met de tekening bezig was, dan stond ik onderaan de dijk. Bij eb. Dan snoof ik de zware zilte lucht op. Als het zand nog nat slib is en je laarzen half wegzuigen. Als je bubbeltjes ziet ontstaan bij het haast droge oppervlak waar een kokkel zich nog net op tijd ingraaft voordat het meedogenloze zonnetje het zand droog brandt. En dan zie ik opnieuw de netten en ‘waslijnen’ die ik in mijn jeugd zag, die zich in mijn hoofd met elkaar verwikkelden in een ingewikkeld schouwspel. En dus spelen netten, touwen en kettingen overal in de illustratie een rol. En ook water, schelpen en andere natuurlijke organische vormen.

Opbouw illustratie: verschillende elementen
In het volgende stuk neem ik je mee in de opbouw van mijn tekening. Ik heb altijd van knutselen, puzzelen, priegelen en van mysterieuze raadsels gehouden. Dit komt dan ook duidelijk terug in mijn illustratie voor het boek. De ware grootte van de tekening is 22,9 bij 30,5 cm (A4 is 21 bij 29,7). Dat is dus echt ieniemienie.
Allereerst laat mijn illustratie je de outline van Bruinisse in 1911 zien, de tijd waarin Meerminnen verdrinken niet zich afspeelt. En daarbinnen heb ik steeds kleinere wordende elementen verwerkt.
Bruinisse

De Langendam van Bruinisse is zichtbaar op de achtergrond (wit), de mosselen markeren het pad naar de haven van Bruinisse. Tussen de dijken in is een stukje van een hoogaars zichtbaar. Zie je het puntje?

Een stukje van de Boomdijk met daar tegenaan een doormidden gebroken hoogaars.

Dit is een weergave van het oude gemeentewapen van Bruinisse (1817-1997), voordat het dorp opging in de gemeente Schouwen-Duiveland. Het hert komt uit het familiewapen van ‘van Hertsbeke’. De heer van Hertsbeke kocht in 1566 de heerlijkheid Bruinisse.
Golfslag bij windkracht

Rustig, kabbelend zeewater, windkracht 0-3.

Wilder water met rollende golven en schuimkoppen (Saskia beschrijft ze als ‘kammen’ in Meerminnen verdrinken niet). Het begint te waaien bij windkracht 3-6.

Onstuimige wateren, hoge golven met opwaaiende schuimkoppen en diepe dalen. De wind neemt steeds harder toe van windkracht 6 (l) naar7 (m) en 8 (r).

Meedogenloze golven bij brute stormkracht maken het zicht volkomen wit, bij windkracht 11 (3D-ruiten, achter), orkaanwindkracht 12 (driehoeken en strepen, midden) en tropische cycloon windkracht >12 (zwart).
Elke golf ontwierp ik zorgvuldig, zoals de golf van windkracht 12. Deze golf is opgedeeld in kleinere vlakken. Elk vlak bestaat uit 5 strepen, die om en om zwart gekleurd zijn. Hierdoor wordt een geblokt zwart-wit patroon zichtbaar dat verspringt per vlak.
Leven in het water

In het water waar Bruinisse door omgeven wordt leven verschillende zee-planten, die we ook als groenten kunnen eten. Zoals Zeeuws bessenwier, kelp, zeekraal en de kleine zee-eik.

Verschillende vissen en walvisachtigen zijn in de tekening terug te vinden. In één vis (de zeetong) zit zelfs een school fantasievissen verstopt in haar staart. En als je heel goed kijkt, dan zie je daar twee kopjes van bruinvissen uitsteken. Deze kleine walvisachtigen steken hun kopjes nog een paar keer boven de golven uit. De zeetong is verder opgevuld met anemonen, een zeester, wier en een aantal schelpen. Op de staart, onder de golfkoppen, zijn alikruiken en een wulk verstopt.
Leven op de vloedlijn

De illustratie staat vol met allerlei schelpen die te vinden zijn langs de kust van Bruinisse. De Zeeuwse mossel is er uiteraard één van. Die vinden we ook zo lekker. Oesters, alikruiken (of op z’n Bruus krukels), scheermessen en kokkels vinden we ook heel lekker op ons bordje. Welke schelpen vind je nog meer?

De pierendrol mocht van mij niet ontbreken in de tekening. Als kind was ik gebiologeerd hoe een pier zulke kunstige ‘drollen’ achter kon laten in het zand.

Links zie je hoe voeten (die van Janna?) afdrukken in het zand hebben achtergelaten.
Leven in de lucht

Meeuwen vind ik leuke beesten. Ze maken veel bombarie, ze zijn eigenzinnig en halen de gekste capriolen uit in de lucht. Het zijn knotsgekke acrobaten die vanuit het niets opeens een frietje uit je vingers kunnen grissen. En jou dan misschien ook nog wel op de grond gooien, want zo sterk zijn ze ook nog eens. Ik kom dan echt niet meer bij, vooral als het bij van die nietsvermoedende toeristen gebeurt.
Deze grappige vogels heb ik op vier verschillende manieren in de tekening gestopt. Ik maakte hiervoor eerst een sjabloon, zodat ze allemaal dezelfde grootte hebben en het oogt alsof ze alle vier in dezelfde vogelvlucht zitten.
De stormramp van 1911

De storm barst los. De hemel knettert en er zijn windhozen, zware regendruppels en opstuivend zeewater.

Golven, als tentakels van de kraken, grijpen om zich heen en verpulveren de Bruse vissersvloot.

Het oog van de storm toont een doorkijkje naar de sterrenhemel en in het oog zien we een wirwar van zonnestralen en waterhozen. Het is betrekkelijk rustig in het oog van de storm. Janna’s gevoel van veiligheid komt vaak terug in haar gedachteafdwalingen. Ze fantaseert dan dat ze een zeemeermin is.
Mossels, scheerlijnen en een hoogaars
Sommige elementen ontwikkelde ik op vraag van Saskia, andere geïnspireerd door haar mood boards of het was een inval ‘omdat ik voelde dat ik het zo moest tekenen’. Dankzij archieffoto’s (Zeeuws beeldarchief) ontdekte ik hoe Bruinisse er in die tijd uit zag. Meteen besefte ik dat ik het aanzicht van ‘ons’ mosseldorp moest laten zien gecombineerd met gebeurtenissen uit het boek.
En dus tekende ik de Langendam en de Boomdijk, waartussen je de havenmond van het dorp ziet verdwijnen in een zee van Bru’s bekendste kenmerk: de mossel. De Boomdijk bestaat nog steeds. Als kind kwam ik daar regelmatig als ik bijvoorbeeld bij opa en oma ‘Boomdijk’ (Maaskant) logeerde of als ik ging vissen met mijn neef. We zagen daar overblijfselen van huizen en tuinen. Ten minste, dat dachten we.
Op de plaats van deze overblijfselen tekende ik een vergane hoogaars, de houten schepen waaruit de vloot van Bruinisse in 1911 bestond. Het waren de eerste elementen die ik in potlood op papier zette . De ‘waslijnen’ bleken scheerlijnen tussen wal en schip te zijn geweest. Was het toeval, dat ik de outline met ‘ons’ bekend uitzichtpunt met de hoogaars precies op die voor mij herkenbare locatie tekende daar waar de stormramp zich afspeelde, of moest het gewoon zo zijn? De tekening vulde ik stukje bij beetje op. In verschillende vlakverdelingen tekende ik allerlei Bruse symbolen in, van mossels en een zeetong en van kokmeeuwen tot pierendrollen. Ik wisselde het af met de scherpe lijnen van een schip, oneindige dieptes van de zee en metaforische plaatjes van het fantastische verhaal Meerminnen verdrinken niet.

Meer weten?
Ik vertelde op dit blog al over mijn inspiratiebronnen in Van Art Nouveau tot M.C. Escher: inspiratiereis naar mijn tekenstijl en over Hoe mijn illustratie bij ‘Meerminnen verdrinken niet’ tot stand kwam.